Sri Lanka kent zowel een oeroude Hindoeïstische als Boeddhistische cultuur. Volgens de overlevering kwam het Boeddhisme in de 3e eeuw voor onze jaartelling vanuit India naar Sri Lanka, toen de Singhalese koning Devanampiya Tissa zich tot het Boeddhisme bekeerde. Het Hindoeïsme is er nog ouder en werd mee gebracht door de Tamils die vanuit Zuid-India overstaken naar Sri Lanka.
Het aansteken van olielampjes behoort voor veel Sri Lankanen tot het dagelijks leven
Deze religies, die op het eiland al 2300 jaar naast elkaar bestaan, sluiten elkaar niet uit, maar incorporeren elkaar juist. Ze kennen o.a. gemeenschappelijke goden, zoals Vishnu, die ook de beschermer van Sri Lanka is. Daarom zijn Hindoeïstische en Boeddhistisch tempels vaak naast elkaar of zelfs op het zelfde terrein te vinden. Het idee dat de Sri Lankaanse burgeroorlog een religieus conflict zou zijn is daarom ook niet waar.
Een Hindoetempel gelegen in de Boeddhistische Pattini Devale in Kandy
De Sri Lankanen belijden deze religies actief en het eiland is er volledig mee doordrenkt. Overal in het land zijn piepkleine maar ook heel grote Hindoeïstische en Boeddhistische tempelcomplexen te vinden. Het belangrijkste heiligdom voor de Boeddhisten is de Temple of the Tooth in de oude hoofdstad Kandy, waar een tand van de Boeddha wordt bewaard. Een ander belangrijk oord is de Mahiyangana Viharaya. Een stupa die al tijdens het leven van de Boeddha zou zijn gebouwd.
De Mahiyangana Viharaya Stupa wordt versierd, als deel van een ritueel
Het Boeddhisme dat in Sri Lanka wordt gevolgd is het Theravada Boeddhisme. Het gaat er van uit dat het voor ieder mens mogelijk is de staat van verlichting te bereiken, dat ieder mens dus gelijkwaardig is en daarom ook gelijkwaardig moet worden behandeld. Dat geld in het bijzonder ook de omgang met vrouwen. Deze kunnen zich daarom in Sri Lanka overal vrij en ongehinderd bewegen.
Vrouwen kunnen zich in Sri Lanka volkomen vrij en ongehinderd bewegen, hier in de trein naar Galle
Een ander gevolg van deze filosofie van gelijkwaardigheid is dat vrouwen vaak heel goed zijn opgeleid. Toen onze vriendin Chitra in 1960 scheikunde ging studeren aan de Universiteit van Peradeniya (Kandy), waren er meer vrouwen dan mannen ingeschreven voor academische studies.