Campers zijn ideaal als je kleine kinderen hebt, maar ze waren niet te koop in de jaren 50. Dus bouwde mijn vader er zelf een op basis van een Citroën HY bus. Deze werd voor dat doel eerst 75 centimeter door hem verlengd en vervolgens ingericht. De auto was thermisch geïsoleerd, had een chemisch toilet aan boord en er was stromend drinkwater uit een 100 liter tank. De meeste caravans uit die tijd hadden geen van drieën.
De ANWB had in die tijd ook geen “steunpunten” in Zuid-Europa om gestrande reizigers weer op weg te helpen. Maar mijn moeder sprak goed Italiaans. Ze vond het belangrijk om te kunnen communiceren, b.v. om inkopen te kunnen doen of als je een arts nodig had.
De camper, die wij overigens “de kampeerauto” noemden omdat het woord camper nog niet bestond, is van 1960 tot 1974 in gebruik geweest. Eerst voor reizen naar Zuid-Europa, later naar Skandinavië. Het hele verhaal met alle details over de kampeerauto vind je hier.
Deze foto is genomen in 1962 op de Zwitserse Julier pas. Mijn moeder waait haast uit haar jurkje. Naast haar staat mijn 5 jarige broertje Hans, die onze hond Frenkie in de gaten houd. Uw fotograaf (9) is ook op deze, door mijn vader geschoten dia, te herkennen.